Een
goed verhaal ‘ter herinnering aan haar’ Palm- en Passiezondag
ds. Jantine Heuvelink
Schriftlezingen:
Marcus 11: 1-11 en 14: 1-11
Inleiding
op de schriftlezingen
De
lezingen vandaag spelen zich afwisselend af in Bethanië en Jeruzalem.
Jeruzalem
is de koningsstad, de stad van koning David, waar de tempel staat en het
centrum van de religieuze macht zich bevindt. Daar is Jezus met zijn leerlingen
naar op weg, daar zal zijn overlevering plaatsvinden, heeft Jezus gezegd.
Als
Jezus Jeruzalem als koning binnengaat, raakt het volk enthousiast over Jezus en
de belofte die van Hem uitgaat.
Jezus
zelf raakt in hevige discussies verwikkeld met de hogepriesters en
schriftgeleerden.
Buiten
Jeruzalem ligt het dorp Bethanië. Letterlijk betekent de naam Bethanië ‘Huis
van de armen’. We kunnen het ons voorstellen als een sloppenwijk even buiten
Jeruzalem, een achterstandswijk buiten de ring. Daar trekt Jezus zich terug
wanneer hij overdag in de tempel is geweest. Daar verblijft Hij bij mensen
thuis. Bij mensen die leven aan de rand van de maatschappij, die weten van nood
en dood.
Dit
alles daar in Jeruzalem en Bethanië vindt plaats vlak voor het Joodse
Pesachfeest. Het feest waarbij de uittocht uit Egypte, de bevrijding uit de
slavernij herdacht en gevierd wordt. Deze achtergrond van het Joodse Paasfeest
speelt een grote rol. Het schept verlangen naar een nieuwe tijd van
gerechtigheid. Én het feest brengt een volksmassa op de been die je als
religieuze leiders niet tegen je wilt krijgen…
Jezus
lijdensweg (zie Mc 8:31, 9:31, 10:33-34) is definitief begonnen – maar het is
slechts een enkeling die dat begrijpt.
Vandaag
vertel ik als overdenking een goed verhaal ‘ter herinnering aan haar’.
Een
goed verhaal ‘ter herinnering aan haar’
Ik wil jullie vertellen
wat er vandaag is gebeurd.
Ik was vandaag in het
huis van Simon, dat is iemand uit mijn dorp die ik nog ken van vroeger. Jarenlang
hadden we geen contact omdat hij een zwervend bestaan leidde, hij was ziek.
Maar Jezus heeft hem genezen en daardoor is Simon er weer, terug hier in het
dorp. En vandaag was er in zijn huis een feestmaal, ik was uitgenodigd en Jezus
was er met zijn leerlingen. We lagen allemaal aan voor die maaltijd.
Er komt een vrouw
binnen met een flesje olie en ze gaat naar Jezus.
Ze breekt de hals van het
flesje en giet zo alle olie over het hoofd van Jezus.
…. Ik ruik het nog het
is het heerlijkste parfum dat ik ooit heb geroken
Ik zie het gebeuren en
ik denk: ‘Wat doet ze nou?’. Ik kijk naar haar en naar Hem – olie over een
hoofd uitgieten dat deden de profeten om iemand tot koning te zalven. Iemand
balsemen dat doe je als iemand begraven wordt…
‘Wat doet zij nou’ hoor
ik hardop zeggen.
Anderen zien het ook,
maar zij zien vooral die kostbare olie.
Zonde – zeggen ze,
zonde van die olie om die zo te verspillen. Als je die verkoopt kun je er zo
een jaarsalaris voor krijgen, dan kun je er iets goeds mee doen, iets voor de
armen.
De vrouw zegt niets,
maar Jezus wel.
Of ze haar met rust
willen laten.
Zij heeft iets goeds
voor mij gedaan, zegt Jezus, zij heeft gedaan wat ze kon, zij heeft gegeven wat
ze had, ze heeft mij gezalfd met het oog op mijn begrafenis.
Dus toch…
Is Jezus dan op sterven
na dood?
Jezus zegt nog iets ‘de
armen zijn altijd bij jullie en kun je altijd weldoen, maar ik ben niet altijd
bij jullie’.
Die woorden komen aan,
dat zie ik.
Als er iemand aandacht
heeft voor de armen dan is het Jezus. Niet voor niets komt hij heel vaak in
Bethanië. Maar wie van de anderen heeft er ooit eerder zoveel aandacht voor de
armen getoond?
En wie heeft er
aandacht voor Hem?
Weet je die vrouw, dat
is geen vrouw van naam, geen rijke vrouw.
Waarschijnlijk is dat
flesje olie haar enige bezit. Rijk zou ze pas zijn als ze het zou verzilveren. Maar
nee, ze giet het royaal uit. Kostbaar is het, wat ze doet.
Waarom ze het doet, ik
weet het niet, ze zegt niets.
Maar Jezus lijkt het
maar al te goed te begrijpen.
Alsof zij de enige is
die ziet wat er staat te gebeuren, een koning die gaat sterven.
Het is wel duidelijk
dat wat zij doet met dat royale gebaar, van grote betekenis is. Want Jezus
zegt: Ik verzeker jullie: waar ook maar ter wereld het goede nieuws
verkondigd wordt, zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft
gedaan.’
En ik wil het
vertellen, ik vertel het jullie nu, maar ik weet haar naam niet eens.
Terwijl, het was het
huis van Simon, die kan ik noemen,
Ehm Judas Iskarariot
was er, ook een bekende naam. Je zou verwachten dat Jezus hem naar voren zou
halen. Maar hij bleef op de achtergrond, was op een gegeven moment ook weg.
Ik blijf achter met een
onbestemd gevoel. Die vrouw wist zo goed wat ze voor Jezus kon doen. Zij was de
enige die niet op afstand bleef. Alsof zij wist wat ze aan Hem had, en Jezus
wist ook wat Hij aan haar had. Zij waren van elkaar gediend, maakten deel uit van
elkaars verhaal. Terwijl de anderen… die leken met heel andere dingen bezig.
Alsof het hun niet aanging wat deze vrouw en Jezus met elkaar deelden. Alsof dit hele gebeuren bijzaak is, en geen
wereldnieuws.
Nu denk ik:
Zoals Jezus die vrouw
zag, voor haar opkwam, haar daden op waarde schatte…
dat is Jezus ten voeten
uit. Zo is Hij naar mensen toe.
En zij zag het als
enige en gaf alles wat ze had, zij gaf wie ze is.
Het moment is voorbij. Wat
moet ik nou?
Hier sta ik. Hoe kan ik
deel uit gaan maken van dit verhaal?
Hoe kan ík ooit
beantwoorden aan die ongekende liefde van Jezus voor mensen?
Ik zal dit verhaal
blijven vertellen, ter herinnering aan haar, zoals Hij heeft gezegd.
Hier sta ik, oog in oog
met zijn ongekende liefde.
Lied ‘Met liefde
ongekend’ (t. S. de Vries/m. J. Ireland uit ‘Liefste lied van overzee’)